Jan Švankmajer - de Tien Geboden
het Decaloog van Jan Svankmajer
1. Vergeet nooit dat er slechts één enkele poëzie bestaat. Het tegenovergestelde van poëzie is professionele expertise.
Alvorens je begint met het maken van een film - schrijf een gedicht, maak een schilderij, plak een collage, schrijf een roman, een essay, etc... Want enkel door het onderhouden van de universaliteit van expressie weet je zeker dat je een goede film zult maken.
2. Geef je helemaal over aan je obsessies. Je hebt toch niets beters dan dat. Obsessies zijn overblijfselen van je kindsheid. En juist uit de diepten van je kindsheid komen de grootste schatten. Laat de deur in die richting altijd open staan. Het gaat niet om herinneringen, maar om gevoelens. Het gaat niet om bewustzijn, maar om onbewustzijn. Laat deze ondergrondse stroming onbehinderd door je binnenste vloeien. Concentreer je er op, maar ontspan jezelf tegelijkertijd tot het uiterste. Als je aan het filmen bent moet je 24 uur per dag "ondergedompeld" zijn. Dan zullen, zonder dat je het door hebt, al je obsessies en je gehele kindsheid op de film overgedragen worden. En je film zal een triomf zijn van infantiliteit. En daar gaat het om.
3. Gebruik animatie als een magisch gebeuren. Animatie is niet het bewegen van dode objecten, maar hun opleving. Beter gezegd: hun opwekking tot het leven. Probeer een object te begrijpen, alvorens je het op film tot leven wekt. Niet zijn utilitaire functie, maar zijn innerlijke leven. Dingen, vooral als ze oud zijn, zijn getuigen geweest van allerlei verhalen en noodlotten, die hun afdruk op het object hebben achtergelaten. Mensen hebben ze in verschillende omstandigheden aangeraakt, mensen die beheerst werden door vele verschillende emoties, en die hun psychische toestand als afdruk op het object achterlieten. Wil je die verborgen inhoud via een camera zichtbaar maken, dan moet je eerst naar het object luisteren. Dat kan soms jaren duren. Je moet eerst een verzamelaar worden, alvorens je filmmaker wordt. De opleving door animatie moet op een natuurlijke wijze verlopen. Ze moet uitgaan van het object zelf, niet van jouw wensen. Verkracht een object nooit! Vertel niet je eigen verhaal met behulp van de objecten, maar vertel hún verhaal.
4. Haal Droom en Werkelijkheid altijd opnieuw door elkaar, en omgekeerd. Er is geen logische overgang. Tussen Droom en Werkelijkheid ligt maar één onbeduidende lichamelijke handeling: het openen en sluiten van je oogleden. Bij dagdromen is zelfs dat niet nodig.
5. Als je moet kiezen aan wie je voorrang geeft - de blik van het oog of de lichamelijke beleving - vertrouw dan altijd op je lichaam: de tastzin is een ouder zintuig dan het oog, en haar beleving is fundamenteler. Daarnaast is het oog in de hedendaagse audiovisuele cultuur behoorlijk "bedorven". De beleving van het lichaam is authentieker en nog niet belast door Esthetiek. Een van de bakens die je niet uit het oog mag verliezen is de synesthesie.
6. Hoe dieper je in een fantastische geschiedenis duikt, des te realistischer dien je te zijn in de details. Steun hierin volledig op de ervaring van je dromen. Wees niet bang voor "saaie beschrijvingen", schoolmeesterachtige obsessies, "onbelangrijke details", of een documentair karakter, als je de toeschouwer ervan wilt overtuigen dat het niet gaat om iets wat buiten zijn wereld ligt, maar om iets waar ook hij, zonder het zelf door te hebben, tot over zijn oren in zit. Gebruik elke truc die je hebt om ze hiervan te overtuigen.
7. Verbeeldingskracht is subversief, want ze stelt het Mogelijke tegenover het Werkelijke. Gebruik daarom de meest ongeremde verbeelding. Verbeeldingskracht is de grootste gave die de mensheid gegeven is. Zij is het, die mensen tot mensen gemaakt heeft - niet hun werk. Verbeelding, verbeelding, verbeelding.
8. Kies uit principe thema's waar je ambivalent tegenover staat. Die ambivalentie moet zo sterk en diep zijn, zo onwankelbaar, dat je je op haar messnede kunt voortbewegen zonder naar de ene of andere kant te vallen, of zelfs naar beide kanten tegelijk. Alleen zo ontkom je aan de grootste val: de film à la thèse.
9. Koester je creativiteit als een vorm van zelftherapie. Een dergelijke anti-esthetische houding brengt de kunst dichterbij de poorten van de vrijheid. Als het Scheppen überhaupt al zin heeft, dan is het, dat het ons bevrijdt. Geen enkele film (schildering, gedicht) kan zijn toeschouwer bevrijden als het niet zijn maker zelf verademing heeft gebracht. Al het andere is "algemene subjectiviteit". Schepping als permanente bevrijding.
10. Geef altijd voorrang aan de creativiteit, aan de continuïteit van een innerlijk model of aan psychologisch automatisme boven het Idee. Een idee - zelfs het allerbeste idee - kan niet voldoende reden zijn om plaats te nemen achter een camera. Scheppen is iets anders dan van het ene idee naar het andere wankelen. Een idee heeft pas dán een plaats in het scheppingsproces, als je het thema dat je wilt uitdrukken volledig beleefd en verteerd hebt. Pas dan komen de juiste Ideeën. Ideeën zijn een onderdeel van het scheppingsproces, en niet de drijfveer.
Werk niet, improviseer enkel. Het draaiboek is belangrijk voor de producenten, niet voor jou. Het is een niet-bindend document waar je alleen dán je toevlucht toe moet zoeken, wanneer je inspiratie het af laat weten. Gebeurt dat meer dan drie maal tijdens het filmen, dan betekent dat één van beide: of je maakt de verkeerde film, of je bent er klaar mee.
Dat ik dit Decaloog schrijf betekent niet dat ik de regels bewust volg. Ze zijn uit mijn werk voortgekomen, ze gingen het werk niet voor.
Eigenlijk zijn alle regels er om overtreden (niet ontweken) te worden. Maar er is één regel die in geval van overtreding (of ontwijking) fataal is voor de schepper: stel je werk in geen andere dienst dan die van de vrijheid.
naar boven ↑
< < terug
Mendel Hardeman archief 1999-2006
zingend oog